vrijdag 13 augustus 2010

Matt Simmons, R.I.P.

Afgelopen zondag, 8 augustus 2010, overleed plotseling, 67 jaar oud, energy investment banker en voorzitter van ASPO-USA, Matt Simmons, schrijver van Twilight in the Desert over de oorzaken en gevolgen van peak oil. Hij waarschuwde jarenlang voor het gevaar van het ontbreken van harde gegevens over de wereld oliereserves en stelde dat die aanzienlijk kleiner moesten zijn, dan bij ramingen doorgaans wordt aangenomen op grond van de oncontroleerbare en politiek geladen opgaven van producerende landen.
In juni nog haalde hij de wereldpers met zijn verklaring, dat er bij de oil spill in de Golf van Mexico veel meer olie in zee terechtkwam, dan BP wilde toegeven en dat de enige manier om er definitief een eind aan te maken bestond in het laten exploderen van een nucleaire lading in het boorgat om de zeebodem boven de bron te verglazen en zo de gusher te verzegelen. In die mening en aanpak stond hij echter alleen.
Gail Tverberg van The Oil Drum geeft op TOD een beknopt overzicht van Matts persoon en zijn betekenis voor de Peak Oil gemeenschap.

Matt was ervan overtuigd dat de olieprijs door een explosief stijgende vraag (China, India) maar één kant op kon, omhoog. Vijf jaar geleden wedde hij om US$10,000 met een columnist van de NYT, dat er in 2010 US$200 per vat betaald zou worden, maar daarin kreeg hij geen gelijk. In 2008 zagen we een - voorlopige - top van US$147 and change, daarna een terugval naar ca. US$34 en dit jaar klom de prijs naar US$86 om juist deze week terug te zakken naar zo'n US$75. Als reden daarvoor geven deskundigen aan dat de vraag naar olie de komende tijd verder zal dalen door een double dip van de wereldeconomie.

Dat is ook sinds vorig jaar de overheersende mening op TOD. De economie en het financiële systeem staan in directe relatie tot de beschikbaarheid van goedkope energie. Als de olieprijs grofweg boven de US$80 uitstijgt - of 5,5%+ van het BNP bedraagt, neemt de economische activiteit af en raakt het financiële systeem in ademnood, doordat de rente op schulden niet meer kan worden betaald en schulden zelf niet meer kunnen worden geherfinancierd. Banken worden opgezadeld met niet-presterende leningen en moeten een deel daarvan afschrijven. Doordat de omvang van alle schulden tezamen gigantisch is en de situatie gecompliceerd wordt door honderden biljoenen aan derivatives, ontstaat een domino-effect, waardoor een aantal banken en bedrijven omvalt en de geldhoeveelheid - het uitstaande krediet = schuld - krimpt. Dat is een 'deflatoir' proces.
Niemand die deze samenhang eerder inzag - al in 1998 - dan Colin Campbell, de oprichter van ASPO, hier in een clip uit 2005.
Om het gevaar van een totale melt-down van het financiële systeem te bezweren, schoten bijna overal ter wereld de centrale banken en overheden toe met leningen en garantstellingen om de geldstroom en de wereldhandel draaiende te houden. Het gevolg is, dat daardoor - aan de vooravond van een tweede krediet- of schuldencrisis - nu ook de overheden zelf diep in de schuld zitten, terwijl de banken de gevolgen van de eerdere klap nog lang niet te boven zijn.

De hoge overheidsschulden en de daaruit voortvloeiende bezuinigingsdrift, hebben hun weerslag op nationale economieën en daarmee op de wereldeconomie. De wereldhandel neemt af, de vraag naar grondstoffen en goederen daalt, evenals de belastingopbrengsten en de werkloosheid loopt op. Het feit dat mensen over minder geld beschikken en minder geneigd zijn tot lenen en het doen van grote uitgaven [huizen, verbouwingen, nieuwe auto's] versterkt de neergaande spiraal nog.

Onder deze deflatoire omstandigheden valt de olieprijs terug tot ver onder de kritische grens. Net als in 2009 gebeurde, worden de investeringen in alternatieve energie en de exploratie van nieuwe olie- en gasbronnen door gebrek aan geld - d.w.z. krediet - weer op de spaarbrander gezet. Bij een lage olieprijs lonen deze activiteiten niet en zo schuift een - overigens illusoire - "oplossing van het energievraagstuk" door de ontwikkeling van alternatieve energiebronnen steeds verder op in de tijd en raakt uiteindelijk buiten bereik.

Als deze tweede economische dip over een jaar of wat zal zijn verwerkt en het schuldenniveau hoe dan ook gedaald is, zal de wereldhandel weer opkrabbelen en daarmee ook de olieprijs. Zo ontstaat een beeld van een in de komende jaren sterk fluctuerende prijs van olie en in samenhang daarmee een voortsukkelende wereldeconomie, met pieken en dalen, waarbij de eerste steeds minder hoog en de laatste elke keer wat dieper zullen zijn. Over het tijdpad valt weinig te zeggen, maar de richting staat vast, met alle gevolgen vandien voor het welstandsniveau van de westerse wereld, de voedselproductie [volledig afhankelijk van olie] en ons vermogen om de complexiteit van onze huidige samenleving in stand te houden.