In de zaterdagcolumn van Frank Kalshoven in de Volkskrant van 7 november, 'Een stevig plan voor de huizenmarkt', prijst hij het boekje 'Hervorming van de Woningmarkt' van Taco van Hoek aan met 'iets slimmers verzinnen zal niet meevallen'.
Taco, voormalig onderdirecteur van het CPB, is directeur van het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid (EIB). Hij stelt dat de woningmarkt zo rot is als een mispel en wil die een nieuw, stevig fundament geven. De sociale huurmarkt is volledig scheefgegroeid: 40% van alle sociale huurders - ca. 1 miljoen huishoudens - huurt 'scheef'. Ten opzichte van hun (gestegen) inkomen wonen ze te goedkoop en tegelijk zijn er lange wachtlijsten voor goedkope, sociale huurwoningen. De markt voor koopwoningen is ook volledig verstoord. Door de hypotheekrenteaftrek blijven de huizenprijzen hoog. Dat leidt tot hogere hypotheken en dus meer belastingaftrek. Afschaffing daarvan heeft allerlei nare bijeffecten.
In zijn boekje stelt Taco voor, wat de sociale huurders betreft de inkomenstoets niet alleen aan het begin, maar bijv. jaarlijks toe te passen. Wie meer gaat verdienen, gaat meer huur betalen. Voor een groot deel (85% van het sociale woningbestand is eigendom van corporaties) zouden die hogere huuropbrengsten ten goede komen aan de woningcorporaties.
Voor de koopsector ziet Taco de annuïteitenhypotheek als oplossing. Voor de koper blijven de maandtermijnen gedurende de hele looptijd dezelfde, maar in het begin bestaan die hoofdzakelijk uit rente en aan het eind hoofdzakelijk uit aflossing. Zodoende hebben nieuwe kopers een aanzienlijk hoger belastingvoordeel, dan degenen die al jaren in hun huis wonen.
Conclusie van Kalshoven: 'Ja, door deze hervormingen gaan scheefhuurders meer voor hun woning betalen. Ja, (gesettelde) huiseigenaren gaan meer belasting betalen. Maar de woningmarkt knapt er behoorlijk van op, de schatkist wordt ontlast, en dat alles zonder onoverzienbare overgangsproblemen.'
Maar is dit nu wel echt zo slim als het op het eerste oog lijkt? In de economie hangt alles met elkaar samen. Wat in de loop van vele jaren is scheefgegroeid, is scheefgegroeid in een bepaalde context van economische verhoudingen die gaandeweg en houtje-touwtje zijn vastgelegd in wet- en regelgeving. Als je de scheve tuipalen van de woningmarkt weer recht probeert te zetten, trek je in andere sectoren van de economie de boel omver.
Misschien lijken de overgangsproblemen beperkt tot de woningmarkt als zodanig te overzien, de maatschappelijke gevolgen zullen dat zeker niet zijn.
In de eerste plaats, het meest concrete gevolg van deze voorstellen is dat er uiteindelijk miljarden aan besteedbaar inkomen worden afgeroomd. Een deel komt bij de woningcorporaties terecht en via deze grotendeels in de schatkist en een ander deel vloeit er rechtstreeks in. Het geld dat daarmee aan de huishoudens onttrokken wordt, leidt tot krimp in de 'echte' economie. Miljoenen huishoudens krijgen minder te besteden, de detailhandel en bedrijven in het algemeen zien hun omzet dalen en daardoor nemen zelfs de btw-opbrengsten voor de staat af!
In de tweede plaats is het de vraag of het gebrek aan doorstroming in de huidige woningmarkt wel vooral een financiële achtergrond heeft. Misschien zijn mensen gehecht aan hun buurt of blijven ze liever zitten waar ze zitten, omdat hun kinderen er naar school gaan. Een forcering van de doorstroom door de overheid mag misschien de mobiliteit verhogen, het leidt onherroepelijk tot minder sociale cohesie in buurten en wijken, tot meer verloedering, onveiligheid en misschien zelfs ghettovorming - 'prachtwijken', zoals die tegenwoordig worden genoemd.
Wat Taco voorstelt, zijn technische oplossingen voor in tientallen jaren gegroeide omstandigheden, die vanuit een ideologische achtergrond vooral door planners en beleidsmakers tot probleem worden bestempeld. Het is een rationele benadering van zaken die in wezen politiek zijn en daarom onoplosbaar. Als er al sprake is van een probleem, dan moet dit niet bij de woningmarkt zelf worden gezocht, maar bij de politiek en daarmee bij de links en rechts subsidiërende en regulerende overheid.
De overheid pretendeert het welzijn van de burger 'hoger' te kunnen maken, maar maakt die pretentie niet waar, mede omdat de politiek de criteria voor 'welzijn' steeds oprekt. Een bewegend doel is moeilijk te raken en daarom is er steeds meer geld voor nodig, al was het maar om de schijn te kunnen ophouden. In tijden van economische voorspoed kan een overheid voldoende geld aantrekken om haar stokpaardjes te berijden. Dan wordt een onrendabele Betuwelijn aangelegd, het onderwijs krijgt de ene 'verbetering' na de andere voor zijn kiezen en de sociale woningbouw wordt gestimuleerd en ver onder de kostprijs verhuurd - zoals Taco stelt: 'De marktwaarde van de gemiddelde corporatiewoning is 150.000 euro, de contante waarde van de netto huuropbrengsten gemiddeld slechts 40.000 euro.'
Maar de tijden van voorspoed zijn voorbij. Alle westerse economieën zijn in de rui en zullen de komende jaren nog menige veer moeten laten. Overheden op alle niveaus worden nu geconfronteerd met de gevolgen van hun ongebreidelde stimuleringsdrift. Een pas op de plaats is niet genoeg, zij zullen een aantal stappen terug moeten doen en in eigen vlees moeten snijden. Hun inkomsten lopen terug (opbrengst belastingen), hun uitgaven stijgen (rente staatsschuld, ww, aow, marktstimuli) en het verhogen van belastingen zal op maatschappelijke weerstand stuiten.
Wie onder zulke omstandigheden voorstelt - ook al gaat dat geleidelijk - de huren te verhogen en de financiering van koopwoningen aanzienlijk duurder te maken, is volgens mij niet slim, maar een politieke nitwit en van God los. Bovendien zijn Taco's voorstellen volstrekt overbodig. Als overheidssubsidies opdrogen, zullen corporaties zelf de huren wel moeten verhogen, anders gaan ze uiteindelijk over de kop. En dalende huizenprijzen en hogere rentes, tezamen met de onwil (lees: het onvermogen) van banken om te lenen zullen de scheve verhoudingen op de woningmarkt vanzelf weer rechttrekken in een golf van faillissementen. Dat wel.
Begin van het einde van het olietijdperk
en van alles wat we vanzelfsprekend zijn gaan vinden
zondag 8 november 2009
zondag 1 november 2009
Tijl Scheerspieghel
Je kunt van Dirk zeggen wat je wilt, maar iemand die - op Nederlandse bodem nog wel - in enkele tientallen jaren uit het niets een miljardenimperium weet op te bouwen, is niet zomaar iemand. Zeker niet, als hij in z'n eentje een kwart provincie van werk voorziet en een overwegend agrarische streek een culturele impuls weet te geven, die de bewoners met plaatsvervangende trots vervult. We doelen op een stadion met een nationaal kampioenselftal en een museum voor moderne, figuratieve kunst, nog afgezien van de opvallende architectuur die hij in het platte polderland introduceerde.
Voor de supporters van AZ is Dirk een held, voor het merendeel van de streekbewoners, die naast de werkgelegenheid die de bank verschafte ook nog eens profiteerden van de uitgaven van 150.000 bezoekers per jaar van het museum, voor die is hij ook een held en voor zijn personeel, dat nu verwezen naar het UWV, toch als één man achter hem blijft staan, heeft de figuur Dirk Scheringa heroïsche proporties aangenomen. Blijkbaar wist hij anderen te inspireren, blijkbaar wist hij met de mensen in zijn snel expanderende bedrijf al die jaren een persoonlijke relatie te onderhouden, zodat ze hem als mens bleven waarderen en hem, ondanks zijn rijkdom, bleven beschouwen als "een van ons". Vergelijk dat eens met het persoonlijke profiel van een doorsnee bankier. Een feodale kwast als Rijkman Groenink kon iedereen bij dé Bank op het laatst wel dooien.
Dirks klanten waren voor het grootste deel ook met hem ingenomen. Hij berekende een van de laagste rentes in de markt en gaf een van de hoogste. Voor zijn val had hij zodoende een marktaandeel van 17% van alle leningen en gaf daarmee de grootbanken het nakijken. Ongetwijfeld beschouwden zijn collega's aan de Zuid-as hem als een 'peen in die es' en groot was danook de ontsteltenis, toen Dirk Gerrit - ook een Noordhollander - wist over te halen voor hem te komen werken. Dat leek een enorme opsteker voor Dirk, maar uiteindelijk luidde het zijn ondergang in, want hij ontsteeg daarmee aan de provinciale beslotenheid, betrad het nationale schouwtoneel en viel ten prooi aan de aandacht van de landelijke media.
Aanvankelijk werd de loftrompet gestoken. Ondanks alles was hij eenvoudig gebleven. Onder zijn bankierspak droeg hij altijd nog geitewollen sokken en zodra hij thuiskwam - op de boerderie, schoot hij direct de klompen aan. De successen van 'zijn' AZ straalden op hem af, maar hij bleef er zo bescheiden onder en meer van zulke Privé-babbel. Later werd de tune echter overgenomen door een dwarsfluit en een jammerhout, al bleef hun klaagzang achtergrondmuziek zolang er Zalm in de vijver zwom.
Dirk voelde zich er kiplekker onder en kreeg plezier in alle media-aandacht. Toen de kredietcrisis uitbrak en Fortis omviel, schiep hij er zichtbaar genoegen in dat hij nu ook bij de grote jongens gerekend werd - tot zijn eigen verbazing eigenlijk, al kon hij bij die gelegenheid niet nalaten op te merken dat zijn Bank geen last van de crisis had - en toen het later nog erger werd en ING en Aegon staatssteun moesten vragen om overeind te blijven, bood hij zelfs ruimhartig aan DSB een jaartje te willen verlaten om als crisisminister orde op zaken te stellen.
Zoals ik al eerder schreef, was dit het moment waarop hij zijn hand overspeelde. Niemand zat op hem te wachten, zeker de politiek niet. Sindsdien bleek dat DSB er lang niet zo florissant voorstond als (bijna) iedereen had gedacht. DSB was 'onzorgvuldig' geweest, had consumenten te hoge kredieten verstrekt, daar een pak 'onnodige' verzekeringen bovenopgestapeld en nu raakten die mensen in de betalingsproblemen.
'Onzin,' zei Dirk aanvankelijk. 'Wij kijken heel goed naar de kredietwaardigheid van onze cliënten. Van de tien aanvragen wordt er maar één geaccepteerd.' Waarschijnlijk was dat ook zo. Als kredietverschaffer wil je je geld uiteindelijk terughebben, met rente. Bovendien had Dirk de kredietcrisis zien aankomen. De DSB had zich nooit aan Amerikaanse hypotheekobligaties gewaagd en van tevoren zijn buitenlandse risico's geëlimineerd. In dat opzicht was hij verstandiger geweest dan alle topbankiers en economen bij elkaar en ook vooruitziender dan Wellink en Bos, die nu nog steeds verkondigen, 'dat in 2007 niemand de crisis kon zien aankomen.' Duh, de blogosphere gonsde ervan.
Toch is Dirk slachtoffer geworden van diezelfde kredietcrisis, zij het indirect. Hij had zijn zaken dan wel op orde, maar hij had er niet op gerekend dat de credit crunch hem de das om zou doen. Hij kon zelf niet meer voldoende lenen. Bovendien ging dat deel van zijn klanten dat tot dan toe net het hoofd boven water had kunnen houden nu kopje onder en tenslotte daalden de huizenprijzen aanzienlijk, waardoor de waarde van Dirks onderpanden kelderde. De AFM stortte zich op de 'slechte' leningen en de Nederlandsche Bank constateerde dat de solvabiliteit van DSB snel verslechterde en kneep op haar beurt het bankkrediet af. Eén losse flodder van Lakeman en DSB viel om.
Is Dirk nu een boef? Dirk is een ondernemer. Als hij iemand een lening gaf, bekeek hij het risico. Dat kon hij blijkbaar goed beoordelen, anders was hij niet zo succesvol geweest. In twijfelgevallen vraag je extra garanties. Dan verkoop je iemand een verzekering om je risico af te dekken, bijv. een koopsompolis. Dat doen alle banken, niet alleen DSB. Denk aan de de woekerpolisaffaire, waar de grootbanken en verzekeraars in veroordeeld zijn.
In onze, grotendeels op sprookjes gebaseerde verzorgingsmaatschappij heeft de overheid zich de rol van Robin Hood toegemeten, stelen van de middenklasse, een deel van de buit aan de strijkstok hangen en de rest verdelen onder de armen. Niet letterlijk natuurlijk, maar met mooie gebaren - prachtwijken! Het Robin Hood model is zó algemeen geaccepteerd, dat zowat iedereen staatssteun vanzelfsprekend vindt en die zelfs als een 'recht' beschouwt.
Ook van ondernemers wordt geëist, dat ze zich aan dit heersende model conformeren. Winst maken mag niet hun enige oogmerk zijn, zij moeten het welzijn van hun klanten voor ogen houden en zich verantwoordelijk gedragen, anders kunnen zij achteraf ter verantwoording worden geroepen en meestal kost dat hun veel geld. Neelie Kroes heeft zich ontpopt als een hedendaagse, zij het wat rimpelige Maid Marian en op nationaal niveau vertoont Wouter Bos zich graag in Robin Hood outfit met de toezichthouders van DNB, AFM en NMa als zijn 'Merry Men'.
Dirk is een ondernemer van de oude stempel en als zodanig past het jagerspakje van Robin Hood hem niet. Hij opereerde liever in de vele vermommingen van Tijl Uylenspieghel. Tijl was een schelm. Om te voorzien in zijn levensonderhoud appelleerde hij aan algemeen menselijke eigenschappen, hebzucht, goedgelovigheid en domheid. Mensen die hij erin liet lopen, waren een beurs of een gebraden kip armer, maar niemand had medelijden met hen. Ze werden uitgelachen, het was hun eigen stomme schuld. Maar dat was in een tijd dat er nog geen staatssteun bestond en ieder werd afgerekend op zijn eigen beslissingen.
Wij, die zijn opgegroeid in de sprookjeswereld van Robin Hood, waarin de gevolgen van eigen onvermogen voor een groot deel op de gemeenschap kunnen worden afgewenteld, zijn snel geneigd de Tijl Uylenspieghels te veroordelen, maar veroordelen we dan niet tegelijk onszelf tot een staat van maatschappelijke onnozelheid.
Voor de supporters van AZ is Dirk een held, voor het merendeel van de streekbewoners, die naast de werkgelegenheid die de bank verschafte ook nog eens profiteerden van de uitgaven van 150.000 bezoekers per jaar van het museum, voor die is hij ook een held en voor zijn personeel, dat nu verwezen naar het UWV, toch als één man achter hem blijft staan, heeft de figuur Dirk Scheringa heroïsche proporties aangenomen. Blijkbaar wist hij anderen te inspireren, blijkbaar wist hij met de mensen in zijn snel expanderende bedrijf al die jaren een persoonlijke relatie te onderhouden, zodat ze hem als mens bleven waarderen en hem, ondanks zijn rijkdom, bleven beschouwen als "een van ons". Vergelijk dat eens met het persoonlijke profiel van een doorsnee bankier. Een feodale kwast als Rijkman Groenink kon iedereen bij dé Bank op het laatst wel dooien.
Dirks klanten waren voor het grootste deel ook met hem ingenomen. Hij berekende een van de laagste rentes in de markt en gaf een van de hoogste. Voor zijn val had hij zodoende een marktaandeel van 17% van alle leningen en gaf daarmee de grootbanken het nakijken. Ongetwijfeld beschouwden zijn collega's aan de Zuid-as hem als een 'peen in die es' en groot was danook de ontsteltenis, toen Dirk Gerrit - ook een Noordhollander - wist over te halen voor hem te komen werken. Dat leek een enorme opsteker voor Dirk, maar uiteindelijk luidde het zijn ondergang in, want hij ontsteeg daarmee aan de provinciale beslotenheid, betrad het nationale schouwtoneel en viel ten prooi aan de aandacht van de landelijke media.
Aanvankelijk werd de loftrompet gestoken. Ondanks alles was hij eenvoudig gebleven. Onder zijn bankierspak droeg hij altijd nog geitewollen sokken en zodra hij thuiskwam - op de boerderie, schoot hij direct de klompen aan. De successen van 'zijn' AZ straalden op hem af, maar hij bleef er zo bescheiden onder en meer van zulke Privé-babbel. Later werd de tune echter overgenomen door een dwarsfluit en een jammerhout, al bleef hun klaagzang achtergrondmuziek zolang er Zalm in de vijver zwom.
Dirk voelde zich er kiplekker onder en kreeg plezier in alle media-aandacht. Toen de kredietcrisis uitbrak en Fortis omviel, schiep hij er zichtbaar genoegen in dat hij nu ook bij de grote jongens gerekend werd - tot zijn eigen verbazing eigenlijk, al kon hij bij die gelegenheid niet nalaten op te merken dat zijn Bank geen last van de crisis had - en toen het later nog erger werd en ING en Aegon staatssteun moesten vragen om overeind te blijven, bood hij zelfs ruimhartig aan DSB een jaartje te willen verlaten om als crisisminister orde op zaken te stellen.
Zoals ik al eerder schreef, was dit het moment waarop hij zijn hand overspeelde. Niemand zat op hem te wachten, zeker de politiek niet. Sindsdien bleek dat DSB er lang niet zo florissant voorstond als (bijna) iedereen had gedacht. DSB was 'onzorgvuldig' geweest, had consumenten te hoge kredieten verstrekt, daar een pak 'onnodige' verzekeringen bovenopgestapeld en nu raakten die mensen in de betalingsproblemen.
'Onzin,' zei Dirk aanvankelijk. 'Wij kijken heel goed naar de kredietwaardigheid van onze cliënten. Van de tien aanvragen wordt er maar één geaccepteerd.' Waarschijnlijk was dat ook zo. Als kredietverschaffer wil je je geld uiteindelijk terughebben, met rente. Bovendien had Dirk de kredietcrisis zien aankomen. De DSB had zich nooit aan Amerikaanse hypotheekobligaties gewaagd en van tevoren zijn buitenlandse risico's geëlimineerd. In dat opzicht was hij verstandiger geweest dan alle topbankiers en economen bij elkaar en ook vooruitziender dan Wellink en Bos, die nu nog steeds verkondigen, 'dat in 2007 niemand de crisis kon zien aankomen.' Duh, de blogosphere gonsde ervan.
Toch is Dirk slachtoffer geworden van diezelfde kredietcrisis, zij het indirect. Hij had zijn zaken dan wel op orde, maar hij had er niet op gerekend dat de credit crunch hem de das om zou doen. Hij kon zelf niet meer voldoende lenen. Bovendien ging dat deel van zijn klanten dat tot dan toe net het hoofd boven water had kunnen houden nu kopje onder en tenslotte daalden de huizenprijzen aanzienlijk, waardoor de waarde van Dirks onderpanden kelderde. De AFM stortte zich op de 'slechte' leningen en de Nederlandsche Bank constateerde dat de solvabiliteit van DSB snel verslechterde en kneep op haar beurt het bankkrediet af. Eén losse flodder van Lakeman en DSB viel om.
Is Dirk nu een boef? Dirk is een ondernemer. Als hij iemand een lening gaf, bekeek hij het risico. Dat kon hij blijkbaar goed beoordelen, anders was hij niet zo succesvol geweest. In twijfelgevallen vraag je extra garanties. Dan verkoop je iemand een verzekering om je risico af te dekken, bijv. een koopsompolis. Dat doen alle banken, niet alleen DSB. Denk aan de de woekerpolisaffaire, waar de grootbanken en verzekeraars in veroordeeld zijn.
In onze, grotendeels op sprookjes gebaseerde verzorgingsmaatschappij heeft de overheid zich de rol van Robin Hood toegemeten, stelen van de middenklasse, een deel van de buit aan de strijkstok hangen en de rest verdelen onder de armen. Niet letterlijk natuurlijk, maar met mooie gebaren - prachtwijken! Het Robin Hood model is zó algemeen geaccepteerd, dat zowat iedereen staatssteun vanzelfsprekend vindt en die zelfs als een 'recht' beschouwt.
Ook van ondernemers wordt geëist, dat ze zich aan dit heersende model conformeren. Winst maken mag niet hun enige oogmerk zijn, zij moeten het welzijn van hun klanten voor ogen houden en zich verantwoordelijk gedragen, anders kunnen zij achteraf ter verantwoording worden geroepen en meestal kost dat hun veel geld. Neelie Kroes heeft zich ontpopt als een hedendaagse, zij het wat rimpelige Maid Marian en op nationaal niveau vertoont Wouter Bos zich graag in Robin Hood outfit met de toezichthouders van DNB, AFM en NMa als zijn 'Merry Men'.
Dirk is een ondernemer van de oude stempel en als zodanig past het jagerspakje van Robin Hood hem niet. Hij opereerde liever in de vele vermommingen van Tijl Uylenspieghel. Tijl was een schelm. Om te voorzien in zijn levensonderhoud appelleerde hij aan algemeen menselijke eigenschappen, hebzucht, goedgelovigheid en domheid. Mensen die hij erin liet lopen, waren een beurs of een gebraden kip armer, maar niemand had medelijden met hen. Ze werden uitgelachen, het was hun eigen stomme schuld. Maar dat was in een tijd dat er nog geen staatssteun bestond en ieder werd afgerekend op zijn eigen beslissingen.
Wij, die zijn opgegroeid in de sprookjeswereld van Robin Hood, waarin de gevolgen van eigen onvermogen voor een groot deel op de gemeenschap kunnen worden afgewenteld, zijn snel geneigd de Tijl Uylenspieghels te veroordelen, maar veroordelen we dan niet tegelijk onszelf tot een staat van maatschappelijke onnozelheid.
Abonneren op:
Posts (Atom)