William Shakespeare, Hamlet Act I, scene 3
Een vriend vraagt je om hem even een tientje voor te schieten en dat doe je. De volgende keer dat je hem ziet, verwacht je dat hij het terug zal geven, maar hij zegt er niets over en de keer daarop ook niet.
Je weet dat hij soms wat krap zit en je wilt niet moeilijk doen over één tientje, maar het valt je wel een beetje van hem tegen. Zou hij het gewoon vergeten zijn?
Een maand later vraagt hij of je hem vijftig euro kan lenen. Moeilijk. Ga je nu zeggen, dat je dat tientje van laatst nog niet terug hebt gehad? Leen je hem die vijftig euro, maar wil je dan wél weten wanneer je ze terugkrijgt?
Je zoon is bezig een eigen bedrijf te starten en hij vraagt je of je hem 25.000 euro wilt lenen. Je krijgt het terug, zodra hij winst gaat maken. Hij verwacht binnen een half jaar. Je kunt geen nee zeggen, het is je zoon tenslotte. Je vertelt het wel tegen je dochter en je zegt erbij dat het een lening is voor hooguit een jaar, want je wilt geen scheve ogen in de familie. Een week later komt je zoon met zijn nieuwe leasebak voorrijden. Op rekening van mijn bv, lacht hij.
Tegen de tijd dat het halfjaar om is, verwacht je toch wel een indicatie van hoe het met het geld zit, maar je zoon zegt er niets over. Als je hem vraagt, hoe het gaat, antwoordt hij 'prima'. Hij kan het werk nauwelijks aan en heeft laatst nog een nieuwe medewerker aangenomen op freelance basis. 'Maak je maar geen zorgen, pa.'
Maar dat doe je natuurlijk juist wel. Je vrouw zou eigenlijk graag een nieuwe keuken willen, maar je hebt net je belastingaanslag gekregen en die 25 mille zou goed van pas komen.
'Hoe gaat het eigenlijk met broer?' vraagt je dochter, als ze je kleinzoon komt ophalen na een nachtje logeren. 'Heeft ie die lening nou al terugbetaald, pa? Want ik hoorde dat het niet zo goed gaat met zijn zaak.'
Een week later belt je zoon. Of hij 's avonds langs kan komen, want hij heeft groot nieuws. Betekent dat dat je je geld terugkrijgt? Of juist niet?
'Kijk,' zegt hij, 'ik draai wel een ton omzet dit jaar, maar ik maak nog geen winst. Daarvoor zou ik moeten uitbreiden. Ik ben gisteren bij de bank geweest met een business plan en ze willen me een credit line geven van vijftig mille, maar dat is niet genoeg. Ik moet een kantoor huren en inrichten en daarvoor heb ik toch al gauw een ton meer nodig. Nou dacht ik, als jij nou je hypotheek verhoogt en mij die ton leent, dan beloof ik je . . .'
Er was eens een land, dat de helft van de tijd van zijn bestaan bankroet was geweest en tien procent rente moest betalen over zijn staatsleningen. De bevolking was arm, maar verre van ongelukkig. Ze maakten zich niet druk, want de zon scheen en er was genoeg te eten en iedereen leefde zo'n beetje als het hem of haar uitkwam. Door het mooie weer en de prachtige, blauwe zee kwamen er veel toeristen naartoe, elk jaar weer meer en iedereen die zich een klein beetje in wilde spannen, kon daar een aardige duit aan verdienen.
Het bijzondere van dat land was, dat het eigenlijk geen echt land was, geen staat, maar een verzameling kleine gemeenschappen met een hoge mate van autonomie. De mensen binnen zo'n gemeenschap kenden elkaar en hielden elkaar de hand boven het hoofd. De centrale regering was ver weg en als die weer eens wat moest, zorgde de gemeenschap ervoor dat het allemaal op niks uitliep en dat iedereen gewoon kon blijven doen, wat ie het liefst deed.
Als je binnen je gemeenschap de juiste mensen kende en op het goede moment iemand wat toestopte, had je weinig last van de centrale bureaucratie en hoefde je nauwelijks belasting te betalen.
De regering functioneerde op dezelfde manier. Vriendjespolitiek zat in de cultuur gebakken. Het was ondenkbaar dat iemand die een tree, een trap of een heel trappenhuis hoger in de hiërarchie stond, zijn broer, neef, of desnoods een nicht van zijn schoonmoeder niet aan een baan, uitkering of vergunning hielp. Daar was je familie voor.
En de mogelijkheden om elkaar te helpen werden alsmaar groter. Want hoewel er aan belastingen veel minder binnenkwam dan nodig was, had de regering nieuwe financieringsbronnen aangeboord die onuitputtelijk leken.
Allereerst waren daar de subsidies van de EU, de miljarden die elk jaar het land binnenstroomden om de achterstand op allerlei gebied in te lopen. Niet alleen profiteerden daar de vriendjes van de politieke elite van, maar ook het ambtenarenapparaat kon drastisch worden uitgebreid, omdat er zoveel meer mensen nodig waren om de regelgeving die het lidmaatschap van de EU meebracht, in te voeren, bij te houden en op de uitvoering toe te zien.
Plotseling konden er nieuwe wegen worden aangelegd, de landbouw kreeg subsidies en er kwamen genoeg banen bij om alle vriendjes en de vriendjes van vriendjes aan werk te helpen en voor wie niet kon of wilde werken kwamen er uitkeringen en het mooie was, dat het allemaal betaald werd met geleend geld en dat de regering dus niet moeilijk hoefde te doen over het feit dat er geen belasting werd betaald. Belastingen ontduiken werd de nationale sport.
Maar het mooiste cadeau voor de inwoners van dit arme land was de invoering van de euro in 2002. Waar zij eerst voor het bouwen van huizen en het kopen van auto's, jachten en breedbeeld TV's hadden moeten sparen, omdat de rente op leningen in hun oude valuta voor de meesten niet op te brengen was, konden ook gewone mensen nu voor een habbekrats geld lenen en al hun materiële dromen verwezenlijken. En die kans lieten zij niet onbenut. Geef hun eens ongelijk. Bankiers kunnen de verleidingen van gratis geld ook niet weerstaan.
De regering deed vrolijk mee. Afgezien van riante salarisverhogingen voor de politieke bobo's zelf en voor het hele en nog steeds uitdijende ambtenarenapparaat, organiseerde zij in 2004 de Olympische Spelen, waarbij kosten noch moeite werden gespaard en bestelde zij o.a. voor tientallen miljarden aan schepen voor de uitbreiding en modernisering van de oorlogsvloot. Het kon niet op.
De voornamelijk Duitse en Franse bedrijven, waar al die bestellingen binnenkwamen, zagen hun omzetten met sprongen stijgen en de voornamelijk Duitse en Franse banken die het voorrecht hadden de miljardencontracten te mogen financieren, zagen dat ongetwijfeld als bewijs dat de nieuwe eenheidsmunt de internationale handel en industrie tot ongekende bloei zou brengen. Even leek dat ook zo, maar toen kwam de kredietcrisis.
Opeens werden alle kredietkranen dichtgedraaid en banken en bedrijven die voor hun normale cash flow afhankelijk waren van leningen, dreigden van de ene dag op de andere om te vallen. Voor overheden gold hetzelfde, ook voor de overheid van het arme land. Die had zich rijk gerekend en naar naderhand bleek, niet helemaal op een nette manier. Toen de geldstroom opdroogde, kwam er een gat aan het licht in de bodem van de schatkist dat zó groot en diep was, dat de zittende regering er geen gat meer in zag en nieuwe verkiezingen uitschreef, die ze verloor.
Als het land monetair nog op eigen benen had gestaan, zou de nieuwe regering de schulden van het oude regime grotendeels hebben afgeschreven. Dat zou ten koste zijn gegaan van de buitenlandse banken en investeerders en wellicht voor een deel ook van de eigen banken en pensioenfondsen. De regering zou de munt hebben gedevalueerd en vervolgens aan het puinruimen zijn geslagen, net als IJsland dat gedaan heeft.
Dat zou de economie van het land twintig jaar terug hebben gezet, maar het had ook alle misstanden van de afgelopen jaren opgeruimd, de concurrentiepositie jegens het buitenland drastisch verbeterd en het land van een loden schuldenlast bevrijd.
Maar nu was die weg afgesloten. De regering durfde niet haar eigen verantwoordelijkheid te nemen, maar gokte erop dat de eurolanden en de ECB zouden bijspringen en anders het IMF wel. Ongetwijfeld werd er door de boekhouders van de EU, ECB en het IMF - d.w.z. de VS - koortsachtig gerekend. Wat als dit en wat als dat? Maar omdat de euro anders dreigde te imploderen, kozen ze knarsetandend voor Solidariteit, al staken ze niet onder stoelen of banken dat de inwoners van het arme land zich onder valse voorwendselen het euroblok in gelogen hadden en een stel luie uitvreters waren, die de steun eigenlijk niet verdienden. De druiven waren zuur.
Nadat er intussen nog een paar lijken uit de kast waren gerold en duidelijk werd dat het land eigenlijk volledig failliet was, werd er €110 miljard bij elkaar geschraapt aan bijdragen van de andere eurolanden en de ECB kocht de feitelijk waardeloze staatsobligaties op om een schijn van solvabiliteit op te houden en leende de banken van het arme land zoveel goedkope euro's als ze maar wilden in ruil voor nog meer waardeloze papieren onderpanden. Dat was in strijd met de bepalingen van het Verdrag van Lissabon, maar ach… nood breekt wet, nietwaar, en de ECB is toch niet onderworpen aan enigerlei vorm van democratische controle. Wel zo makkelijk... en levensgevaarlijk!
Wie gedacht had dat de inwoners van het arme land blij zouden zijn met zoveel Europese 'solidariteit', had het mis. Ze kwamen in opstand tegen de voorwaarden die aan de hulp verbonden waren. Het was eigenlijk ook geen hulp, het was een regelrechte strafexercitie.
Hoewel het land al bezweek onder zijn schulden, kwam die lening van €110 miljard daar nog eens bovenop en tegen een hogere rente dan het ECB-tarief. Bovendien was dat geld bestemd om de regering in staat te stellen haar verplichtingen na te komen jegens de buitenlandse schuldeisers. Precies!, diezelfde Duitse en Franse banken die de afgelopen jaren miljarden hadden uitgeleend met onverantwoord lage risicopremies, zonder zich af te vragen of het arme land zich die leningen wel kon veroorloven.
Verder moest het voortaan afgelopen zijn met de vriendjespolitiek. Er moest nu maar eens stevig opgetreden worden tegen al die belastingontduikers; de lonen, uitkeringen en pensioenen moesten omlaag en in het ambtenarenapparaat moest flink het mes worden gezet. Ook mensen die jarenlang de uitkeringen van allang overleden familieleden hadden opgestreken, dienden te worden aangepakt. En dat opmerkelijk hoge aantal inwoners van over de honderd? Leefden die allemaal nog wel?
Eurocraten zijn blijkbaar mensen met een bovengemiddelde dosis optimisme, of het moet zo zijn dat zij elke vorm van werkelijkheidszin missen. Te denken dat je een gemeenschap, die zich door de eeuwen heen staande heeft weten te houden onder Turkse overheersing, zeeroverij, fascistische kolonelsregimes en nog niet zo heel lang geleden een moordzuchtige Duitse bezetting, op de knieën kunt brengen door financiële terreur en het vooruitzicht van een levenslange schuldslavernij, duidt op een vergevorderde staat van verstandsverbijstering en een ernstig gebrek aan inlevingsvermogen.
Natuurlijk ging het arme volk niet braaf aan de slag om op bevel van een stel buitenlandse boekhouders eens en voor al de structuur van hun samenleving af te breken. Zij trokken de straat op, hielden demonstraties en staakten het halve openbare leven plat. Alle pogingen van de regering om van het arme land een moderne democratie te maken, waarin mensen op tijd op hun werk komen, dingen kopen die ze niet nodig hebben met geld dat ze niet hebben en op tijd belasting betalen, werden vakkundig gesaboteerd.
Iedereen die wat opzij had gelegd - en dat waren er niet weinig met al die loonsverhogingen van de afgelopen jaren, plus het pensioen van hun overleden opa's en oma's - haalde zijn euro's van de bank, die daardoor weer moesten aankloppen bij meneer Trichet om de tekorten aan te vullen.
De toch al niet hoge productie zakte steeds verder in en na verloop van een jaar begonnen de buitenlandse boekhouders in te zien, dat het land op deze manier steeds dieper in de schulden raakte en dat van enige terugbetaling van de leningen nooit sprake kon zijn.
In plaats van te erkennen dat ze de situatie verkeerd hadden beoordeeld en dat er een volledig tegenovergestelde aanpak nodig was - afschrijving van schulden, stelden ze een nieuwe lening van nog eens zo'n €100 miljard voor om de vers gevallen gaten in de begroting voorlopig op te vullen. Om het oplopen van de staatsschuld te beperken moest het arme land de belastingen opnieuw verhogen, nog meer banen schrappen en bovendien zijn 'kroonjuwelen' verkopen, objecten en bedrijven die eigendom waren van de staat - (Haha, probeer daar maar eens een koper voor te vinden. Dat moet wel een bijzonder onnozele hals zijn die zijn nek in zo'n strop durft te steken.)
Het enthousiasme over dit voorstel was overweldigend. De bevolking gooide zijn spandoeken neer en ging aan het werk. Uit eigen beweging verlaagden zij hun lonen tot net boven de armoedegrens, pensioenen en uitkeringen werden afgeschaft. Iedereen was voortaan stipt op tijd en alle doktoren en specialisten weigerden voortaan envelopjes met inhoud aan te nemen, maar deden gewoon hun werk voor een bescheiden salaris en betaalden daarover belasting tot op de allerlaatste cent.
Precies honderdnegentien jaar later mocht olijvenplukker George Papandreou, een achterachterkleinzoon van de vroegere premier, in Frankfurt a/Main symbolisch de laatste aflossing van de leningen overhandigen aan de president van de ECB. Het was een feestelijke, maar korte ceremonie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten