Drie maanden na dit eerste onderhoud in "De Glorie" - de naam was intussen aangepast - had er een psychologische ommekeer plaatsgevonden in de voorheen nooddruftige en ingeslapen gemeente in het waterrijke hart van Holland.
Op voorspraak van B & W was de gemeenteraad nagenoeg unaniem accoord gegaan met het projectplan. Alleen de tweemansfractie van 'Plaatselijk Belang' had tegengestemd, omdat er in het plan geen rekening werd gehouden met de wensen van de winkeliersvereniging in de Hoofdstraat.
De burgerij was kort daarop via een groots opgezette PR-campagne op de hoogte gebracht van het voornemen om op het terrein van de vroegere scheepswerf "De Eendracht" - al sinds mensenheugenis gesloten - een oggle boggle constructie op te richten, zo hoog als het schip van de Grote Kerk. Fanfares en cheerleaders doorkruisten alle straten van de oude binnenstad en deelden flyers uit. Er werd alom gespeculeerd over wat een oggle boggle wel mocht zijn en waar zo'n geval toe diende, maar het enige dat men meende te weten, was dat het iets met nieuwe energie te maken had, of met "kunst".
Het kon de mensen ook eigenlijk niet schelen, want sinds het plan in werking was getreden, hadden ze opeens wel wat beters te doen. Midden op de Groote Markt was ten koste van vijftig parkeerplaatsen een informatiestand en feestpaviljoen verrezen met een terras en een strijkje erbij - plaatselijk jong talent - en een springmatras voor de kleintjes. De faciliteiten werden gerund door "vrijwilligers", taakgestraften en jeugdwerklozen die anders op hun uitkering gekort zouden worden. Toch was de animo er niet minder om, omdat zij de fooienpot mochten delen.
De winkeliersvereniging en de uitbaters van caféterrassen aan de Groote Markt hadden aanvankelijk bezwaren geopperd tegen wat zij als oneerlijke concurrentie beschouwden, maar de burgemeester had een conflict in de kiem gesmoord door toe te zeggen, dat op het overigens bescheiden OB-terras uitsluitend frisdranken en gevulde koeken van de plaatselijke banketbakker verkrijgbaar zouden zijn en de Hoofdstraat kreeg een feestelijker aanzien door uitbundige, groengele OB-slingers.
Over de klandizie klaagde achteraf niemand, want door een ander onderdeel van het masterplan had de bevolking wat meer te besteden dan voorheen en de evenementen op de Groote Markt trokken ook dagjesmensen van buiten aan.
Om iedereen in de gelegenheid te stellen het project met een eigen inbreng te steunen was een inzamelingsactie georganiseerd. De constructie van de oggle boggle zelf zou grote hoeveelheden staal vergen en de bevolking kon daar symbolisch aan bijdragen door hun oude metalen - bruin- en witgoed, fietswrakken, broodroosters, afgedankt gereedschap - in te leveren bij de gemeentelijke vuilstortplaats. Daar konden zo weer veertig extra "vrijwilligers", ditmaal de wat oudere garde in groengele OB-hesjes, aan de slag om te assisteren bij de inname, weging, sortering en transport. Er werd direct afgerekend tegen royale kiloprijzen. Om veiligheidsredenen gebeurde dat niet contant. Het bedrag werd door een projectaccountant ter plekke via internet op de rekening van de inbrenger overgemaakt.
Ondertussen reden dagelijks grote vrachtwagens af en aan om het ingebrachte oudroest, een stroom waaraan geen einde leek te komen, naar god-weet-waar af te voeren, opdat de stortplaats een infarct bespaard bleef.
Dergelijke details en de efficiency waarmee de lopende activiteiten werden uitgevoerd, maakten grote indruk op de burgemeester die tijdens haar carrière uitsluitend tussen ambtelijke molens had verkeerd. De projectmanager, die door Goldman zelf was aangesteld en zijn onvermoeibare assistente wisten duidelijk van wanten.
Kleine incidenten, zoals die keer dat twee mannen met een bestelbus een partij parkeerpaaltjes wilden verzilveren, die de week daarvoor was ontvreemd uit een gemeentedepôt, werden professioneel afgehandeld. De projectmanager bleek daarover op voorhand al afspraken te hebben gemaakt met de hoofdcommissaris.
De burgemeester voelde zich dan ook bijzonder voldaan, vooral ook in de wetenschap dat het project de gemeente geen cent kostte. Als zij glunderend over de Groote Markt liep - hier een hand schuddend en daar een praatje makend - en ze zag al die "vrijwilligers" af en aan lopen bij het paviljoen en over het zonovergoten terras om de zoveelste buslading ouden van dagen van frisdrank en gevulde koek te voorzien, dan werd zij haars ondanks meer dan eens overrompeld door in al die tijd dat zij de gemeenschap nu al diende, nooit eerder ervaren buitenambtelijke emoties.
Van de financiële kant lag zij niet wakker. Contractueel viel die volledig onder Goldman. De cash flow ging buiten de gemeente om. Maar, vroeg zij zich toch wel eens af: runde Goldman een filantropische instelling? Waar kwam het geld vandaan?
Emma had al eens een sommetje gemaakt in een spreadsheetje, zoals zij dat noemde, en was tot de conclusie gekomen dat er al minstens voor een ton was uitgegeven. Dat kon nooit betaald worden uit de opbrengst van het oudroest. En de bouw van dat rare ding, die oggle boggle, moest zelfs nog beginnen. Wat ging dat wel niet kosten?
Het waren haar zaken eigenlijk niet, maar ze moest er toch eens naar informeren bij die projectmanager, of bij Goldman zelf als die zich ooit weer eens liet zien.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten